Presb. Luik, I. 1411-1420 (1411-1420) Den Bosch Heer Rolof Ketken, van Herende, van Herent, werd vermoedelijk te St.Oedenrode geboren als zoon van een zekere Van Herende en van Luytgart, dochter van Henric Ketken. Op 18 mei 1412 verleende Luytgart aan haar zoon een volmacht om haar cijnzen en pachten te innen. Krachtens deze volmacht maande heer Rolof op 1 februari 1414 een debiteur om een twee jaar achterstallige pacht te betalen. Luytgart was waarschijnlijk een zuster van de Henric Ketken van Rode die samen met zijn broer frater Rolof, kartuizer monnik, en hun zuster Lysbeth, in een akte uit 1424 vermeld wordt als voormalige bezitter van een half erfgoed op de Beurde in Den Bosch. Ook heer Rolofs vader woonde vermoedelijk in St.Oedenrode. Een Kerstyne, dochter van wijlen Jordaen van Herende en echtgenote van Didderic vanden Broeck, deed op 31 mei 1375 samen met haar kinderen Katheline, Jordaen, Roelof en Ghijsbrecht ten overstaan van schepenen van St.Oedenrode afstand van een erfcijns. 1) Heer Rolof wordt voor het eerst vermeld op 23 september 1409 toen hij samen met heer Jacop van Ludic (nr.238) heer Pauwels van Zulichem (nr.382) assisteerde bij de collatie van een testament. Hij ingroseerde akten daterend uit 1415, 1418 en 1420 voor respectievelijk Arnt vanden Dijck (nr.1), heer Jan Paweter (nr.308) en heer Jacop van Ludic (nr.238). Tussen 1411 en 1420 stelde hij zelf als notaris een vijftal testamenten op van inwoners van Den Bosch. Henric vanden Oever uit St.Oedenrode, inwoner van Den Bosch, benoemde hem op 33 april 1419 in een codicil ten overstaan van heer Jorden van Erkel (nr.113) tot executeur-testamentair en legateerde hem een zilveren lepel. Her Rolof Ketken, die sinds 1416 of eerder ook gezworen broeder was van de O.L.V.-broederschap, overleed tegen het einde van 1420 of in het begin van 1421. De protocollen van heer Jorden van Erkel (nr.113), heer Jacop van Ludic (nr.238) en dominus Rodolphus Ketken werden op 24 februari 1421 door de officiaal van Luik toegewezen aan heer Pauwels van Zulichem (nr.382). Heer Jacop van Ludic was drie dagen eerder overleden en had zich vermoedelijk in eerste instantie over de protocollen van heer Rolof ontfermd. Ze werden door zijn executrices-testamentair althans samen met zijn eigen protocollen aan heer Pauwels overgedragen. Hoewel heer Rolof in de commissie-akte als dominus Rodolphus Ketken wordt aangeduid noemde hij zich in zijn notariële akten zelf steeds Rodolphus de Herende. 2)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1187, fo.415v (18 mei 1412), RA 1188, fo.339v (1 febr.1414), RA 1190, fo.151r, fo.197r (1416/17), RA 1191, fo.233r (1419/20), RA 1192, fo.291r (1421), fo.531r (1422), RA 1194, fo.310r (4 aug.1424), RA 1196, fo.82v (29 nov.1426), vgl. 1175, fo.214r (1469/70); Van Rooij, Het oud-archief, II 36-37 nr.121; Vgl.: Hens e.a., Mirakelen, 358 nr.184 (28 juli 1383: her Jelys Cetken, Sente Cornelys pape (= heer Gielis Cetken, rector van de St.Corneliskapel), getuige bij een wonderverhaal in de St.Jan; Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 185 nr.1794 (14 okt.1448: Henricus Ketken, cler. Leod. dioc., bezitter van een gratia expectativa op een beneficie in de St.Jan). |
2. | Bijlage II 1.23, 5.28, 174.1 t/m 174.9, 238.11, 308.14, 382.30; Tabel 3.2, nr.9; OLVB 49, fo.29r; OLVB 52, band 1, fo.98v (1416/17). |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 159, 174, 292, 324, 325, 411